Blik op het Zweiersdal

 

Oosterbeek kent veel mooie plekken, maar het Zweiersdal is het meest ‘fascinerende’ deel van het benedendorp. Misschien juist omdat het niet goed toegankelijk is en grotendeels verscholen ligt tussen huizen en wegen? Misschien juist omdat het wat ver-rommeld is en doet terugverlangen naar een ver verleden toen het dal nog een ruim, open écht dal was met enkele huisjes?

 

Vanaf een paar punten heb je ook nu als wandelaar nog zicht op het verstopte, smalle dal, omzoomd door huizen en villa’s die tegen de steil oplopende wanden aan liggen. Op de Weverstraat is er tussen de winkels een soort balkon met een paar bankjes onder een boog waar je van bovenaf uitkijkt over het diep gelegen dal. Aan de andere kant van het dal loopt een tegelvoetpad achter de huizen van de Molenberg langs waar je over en tussen de heggen door met moeite iets kunt zien van het diepe dal. De derde plek waar je vanuit een heel ander standpunt, beneden in het dal, dus vanuit een kikkerperspectief, zicht hebt in de lengterichting van het dal met verspreid staande bomen en particuliere tuinen is het Zweierspad.

 

Het is niet helemaal duidelijk of dit pad wel publiek toegankelijk is, maar alle keren dat ik er wandelde werd ik niet tegengehouden of weggestuurd. Ik heb nergens bordjes ‘verboden toegang’ zien hangen en de naam ‘Zweierspad’ suggereert op z’n minst dat het een openbaar pad is.

 

Het wandelpad ligt tussen de Weverstraat en de Fangmanweg in en komt uit op De Dam. Op de topografische kaart staat het pad niet ingetekend, op de Open Street Map wel, maar dan als een ‘niet toegankelijk’ pad. Rond 1935 heette het Zweierspad nog ‘de Rotteval’, zo genoemd naar kastelein Rothuizen, de eigenaar van het toenmalige café Heuveloord aan de Weverstraat.  

 

De naam Oosterbeek zou zijn afgeleid van Ostbac, een beek die door het Zweiersdal stroomde. Het dal is na de laatste ijstijd door smeltwater uitgeslepen. Het smeltwater kon niet in de zandige ondergrond wegzakken en vormde zo een dal. Toen de ondergrond niet meer bevroren was, zakte het water alsnog weg in de ondergrond en zo ontstond een droogdal. Op de kaart van 1660 van landmeter Geelkercken is het smalle dal met de kronkelende beek ook al duidelijk te zien. Op de gemeentekaart van 1930 loopt midden door het dal van noord naar zuid een pad.

 

Bewoners van het huidige Zweiersdal houden zich actief bezig met de kwaliteitsverbetering van het gebied. De gemeente Renkum heeft getuige het ‘Groenstructuurplan’ ook grootse en ambitieuze plannen om het dal in samenspraak met eigenaren en omwonenden beter toegankelijk en beleefbaar te maken. “Goed middel hiervoor is de realisatie van een informele wandelroute die vanaf het centrum (Weltevreden) tot aan de Benedendorpseweg (Oude Kerk) kan functioneren als groene verbinding die een groot aantal waardevolle groengebieden aaneenschakelt. (…) Mogelijkheden op gemeente grond zijn in ieder geval om een dwarsverbinding te realiseren vanuit de Weverstraat naar de Molenberg en enkele aansprekende verblijfsplekken te creëren aan de Weverstraat met uitzicht naar het dal.” Dat zou toch mooi zijn!

 

De Dam is een vreemde onderbreking van het dal. Deze weg is in 1935 ondanks diverse bezwaren in het kader van de werkverschaffing aangelegd. De route moest een betere verbinding tot stand brengen tussen het oostelijk en westelijk gedeelte van het benedendorp.

 

Heemtuin De Zomp (ten zuiden van De Dam) is een moerasgebiedje dat oorspronkelijk onderdeel uitmaakte van het Zweiersdal. Sinds 1982 is de Zomp een deel van het jaar als heemtuin opengesteld voor publiek, niet van 1 november tot 15 maart. Het is een groene oase op postzegelformaat die onderhouden wordt door een groep vrijwilligers van het IVN. 

In de tuin zijn grote niveauverschillen, waardoor je hoog en laag over slingerende paadjes kunt lopen. Door de vijver en de beekjes is er een grote diversiteit aan planten. Het paarbladig goudveil staat op de rode lijst, maar komt hier massaal voor. Ook de zeldzame eenbes groeit hier.

 

De oorspronkelijke openheid van het Zweiersdal is nog goed te zien op diverse schilderijen, aquarellen en tekeningen die in de negentiende en begin twintigste eeuw van het dal zijn gemaakt. Het was in die periode dat Oosterbeek een écht kunstenaarsdorp was. Bijzonder is het werk van Maria Vos, die van 1870 tot haar dood in 1906 in ’Villa Grada’ aan de Fangmanweg woonde, aan de rand van het Zweiersdal. Vanuit het huis keek ze uit over het Zweiersdal tot aan de Rijn. Ze woonde daar met haar vriendin Adriana Haanen, ook kunstenares, die overleed in 1895. Maria Vos schilderde landschappen en stillevens, maar ook portretten van dorpsgenoten. Ze gaf schilder- en tekenles aan de kinderen van de Amsterdamse bankier en kunstverzamelaar Christiaan Pieter van Eeghen, die toentertijd in het huis ‘De Pietersberg’ woonde. Hiernaast twee tekeningen van Maria Vos. Hieronder drie schilderijen van C. H. Meiners, Xeno Munninghof en Antoon Markus.


Claes Hendrik Meiners werd in 1819 in Amsterdam geboren en kreeg zijn schildersopleiding op het atelier van Barend Cornelis Koekkoek (1803-1862). Meiners verbleef eerst alleen in de zomer in Oosterbeek om hier te tekenen en schilderen. Later woonde hij op het adres ‘in het Dorp 41’. In het kunstenaarscafé ‘de Vergulde Ploeg ontmoette hij Johannes Warnardus Bilders. Meiners woonde de laatste twintig jaar van zijn leven in Arnhem, waar hij de drijvende kracht was van de kunstenaarsvereniging ‘Artibus Sacrum’.


Het schilderij van Antoon Markus dateert uit 1935. Het schilderij van   Xeno Munninghof van het Zweiersdal is van rond 1940. 














.



nnn